Voor de uitvinding van de fotografie, lieten alleen rijke mensen een portret van zichzelf maken door een schilder of beeldhouwer. In 1850 kwam de fotografie in opmars en langzaam verving de fotografie de schilderkunst steeds meer.
-
In de renaissance, de 16e eeuw, werd de Camera Obscura een handig hulpmiddel voor schilders om details en het perspectief nauwkeurig mee vast te leggen. De Camera Obscura was een lichtdichte doos met een klein gaatje of een lens aan de voorkant en een stuk matglas aan de achterzijde. Door licht door het kleine gaatje te laten vallen konden beelden van voorwerpen en landschappen op een wand van een donkere kamer worden geprojecteerd.
In het begin van de 19e eeuw was de Fransman Joseph Nicéphore Niépce op zoek naar een manier om met lichtgevoelig bitumen de lithografie (steendruk), die al eerder door Aloys Senefelder was uitgevonden, te verbeteren en legde daarmee in 1822 de basis voor de heliografie (lichtdruk), fotografie op metalen platen. Niépce stopte de helografische plaat in een Camera Obscura en slaagde erin om daarmee de allereerste opname met een fototoestel te maken, die hij op 24 juli 1826 vanuit zijn slaapkamer in Graz nam.
Door de lange belichtingstijd van wel 8 uur en de glanzende metalen plaat waar hij het beeld op vastlegde, is de foto wazig, maar desondanks toch een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de fotografie. Later werkte Niépce met platen met een glaslaag in plaats van metalen platen, die veel duidelijkere foto's opleverden.
In het begin van de 19e eeuw was de Fransman Joseph Nicéphore Niépce op zoek naar een manier om met lichtgevoelig bitumen de lithografie (steendruk), die al eerder door Aloys Senefelder was uitgevonden, te verbeteren en legde daarmee in 1822 de basis voor de heliografie (lichtdruk), fotografie op metalen platen. Niépce stopte de helografische plaat in een Camera Obscura en slaagde erin om daarmee de allereerste opname met een fototoestel te maken, die hij op 24 juli 1826 vanuit zijn slaapkamer in Graz nam.
Door de lange belichtingstijd van wel 8 uur en de glanzende metalen plaat waar hij het beeld op vastlegde, is de foto wazig, maar desondanks toch een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van de fotografie. Later werkte Niépce met platen met een glaslaag in plaats van metalen platen, die veel duidelijkere foto's opleverden.
'Daken, Graz' 1826: de eerst genomen foto van Niépce
In 1829 tekende Niépce een 10-jarig contract met Louis-Jacques-Mandé Daguerre om het procédé van de fotografie gezamenlijk te ontwikkelen. Niépce overleed echter in 1933 en Daguerre streek met de eer. Hij ontdekte in 1837 het 'Daguerreotypie procédé' waarbij afbeeldingen op zilverplaten konden worden vastgelegd en de belichtingstijd slechts nog een half uur duurde. Na belichting werden de zilverplaten ontwikkeld en er ontstonden direct positieve beelden. Deze beelden waren zeer gedetailleerd. Een nadeel aan zijn procédé was dat er maar één exemplaar per opname kon worden gemaakt. Daguerreotypieën waren net als schilderijen en tekeningen uniek. Op 19 augustus 1839 werd de Daguerreotypie bekend gemaakt in Frankrijk. Men ziet deze dag als de geboortedag van de fotografie.
Daguerre is één van de 72 Fransen wier namen op de Eiffeltoren gegrift staan.
Daguerre is één van de 72 Fransen wier namen op de Eiffeltoren gegrift staan.
Een van de eerste Daguerreotypieën, gemaakt door Louis-Jacques-Mandé Daguerre zelf in 1839. De straat ziet er verlaten uit, wat komt doordat de belichtingstijd te lang duurde om de bewegende mensen vast te leggen. Echter links onderaan zie je wel twee figuren die zijn vastgelegd. Dit komt doordat de man zijn schoenen laat poetsen en beide figuren dus niet van positie veranderden tijdens de belichtingstijd.
De Engelsman William Henry Fox Talbot geldt als de uitvinder van het negatief/positief procédé in de fotografie en maakte daarmee het afdrukken van meerdere positieven van een negatief van een afbeelding mogelijk. Tot dan was elke foto een uniek exemplaar geweest. In dezelfde periode als de Fransen, ontdekte hij een procédé waarmee je met een Camera Obscura afbeeldingen kon vastleggen op papier dat lichtgevoelig was gemaakt met een laagje zilverchloride. Deze procédé noemde hij het Calotypie en was de eerste vorm van de fotografie zoals wij die nu kennen.
De Engelsman William Henry Fox Talbot geldt als de uitvinder van het negatief/positief procédé in de fotografie en maakte daarmee het afdrukken van meerdere positieven van een negatief van een afbeelding mogelijk. Tot dan was elke foto een uniek exemplaar geweest. In dezelfde periode als de Fransen, ontdekte hij een procédé waarmee je met een Camera Obscura afbeeldingen kon vastleggen op papier dat lichtgevoelig was gemaakt met een laagje zilverchloride. Deze procédé noemde hij het Calotypie en was de eerste vorm van de fotografie zoals wij die nu kennen.
-
De Daguerreotypieën ontstonden als direct-positief drukken en waren daardoor relatief scherper dan de Calotypieën, die over het algemeen wat waziger waren. Dit verschil leidde tot een scheuring tussen het documentair en artistiek gebruik van de fotografie. De groep die het nieuwe medium fotografie documentair wilde gebruiken verlangde namelijk nauwkeurigheid en scherpte en zagen dus meer in het gebruik van de Daguerreotypieën, terwijl de anderen juist meer zagen in het gebruik van de artistieke producties van de Calotypieën.
Na de Daguerreotypie en de Calotypie volgden vele andere uitvinders met verschillende procédés die volgens dezelfde principes werkten. Deze waren echter vergelijkbaar met de voorgaande typieën.
'Tralievenster, Lacock Abbey' een van de eerste Calotypieën van Fox Talbot. Zijn eerste afbeeldingen noemde hij 'photogenic drawings'.
In 1844 publiceerde Fox Talbot het eerste boek over fotografische beelden: 'The pencil of nature'.
Na de Daguerreotypie en de Calotypie volgden vele andere uitvinders met verschillende procédés die volgens dezelfde principes werkten. Deze waren echter vergelijkbaar met de voorgaande typieën.
'Tralievenster, Lacock Abbey' een van de eerste Calotypieën van Fox Talbot. Zijn eerste afbeeldingen noemde hij 'photogenic drawings'.
In 1844 publiceerde Fox Talbot het eerste boek over fotografische beelden: 'The pencil of nature'.
Tot ongeveer 1840 hadden de meeste camera's een enkelvoudige lens, zoals die van een vergrootglas. Deze gaf in het midden van de foto een scherp beeld, maar naar de randen toe werd dit waziger en onscherp. In 1840 werd de vlakke lens ontwikkeld die een volledig scherp beeld garandeerde. Dit was een belangrijke doorbraak om volledig scherpe beelden vast te kunnen leggen, zoals wij die nu kennen van foto's.
In 1851 ontwikkelde de Engelsman Frederic Scott Archer het 'natte plaat procédé', waarbij glasplaten gevoelig werden gemaakt met collodium, een mengsel van schietkatoen en ether. Terwijl de glasplaat nog nat was, werd deze in de camera belicht. Dit moest snel gebeuren omdat de plaat bij het drogen zijn lichtgevoeligheid zou verliezen. Na de belichting werd de plaat direct ontwikkeld.
Met deze natte collodiumplaten konden uitstekende foto's worden gemaakt, maar er zaten ook een paar nadelen aan vast. Er was bijvoorbeeld een draagbare donkere kamer voor nodig om het direct ontwikkelen van de foto's mogelijk te kunnen maken en er was net als bij de Daguerreotypie maar een enkele afdruk mogelijk. Een voordeel waren de korte belichtingstijden van enkele seconden die de natte platen nodig hadden om er een afbeelding op vast te leggen.
In 1856 kwamen er de droge platen. Het voordeel aan de droge platen was dat de fotograaf deze later in een donkere kamer kon ontwikkelen. Maar het nieuwe procédé had ook zijn nadelen. De platen hadden namelijk een langere belichtingstijd nodig in vergelijking met de natte platen.
De jaren na de eerst uitgebrachte collodium platen volgende er vele soortgelijke procédés.
In 1851 ontwikkelde de Engelsman Frederic Scott Archer het 'natte plaat procédé', waarbij glasplaten gevoelig werden gemaakt met collodium, een mengsel van schietkatoen en ether. Terwijl de glasplaat nog nat was, werd deze in de camera belicht. Dit moest snel gebeuren omdat de plaat bij het drogen zijn lichtgevoeligheid zou verliezen. Na de belichting werd de plaat direct ontwikkeld.
Met deze natte collodiumplaten konden uitstekende foto's worden gemaakt, maar er zaten ook een paar nadelen aan vast. Er was bijvoorbeeld een draagbare donkere kamer voor nodig om het direct ontwikkelen van de foto's mogelijk te kunnen maken en er was net als bij de Daguerreotypie maar een enkele afdruk mogelijk. Een voordeel waren de korte belichtingstijden van enkele seconden die de natte platen nodig hadden om er een afbeelding op vast te leggen.
In 1856 kwamen er de droge platen. Het voordeel aan de droge platen was dat de fotograaf deze later in een donkere kamer kon ontwikkelen. Maar het nieuwe procédé had ook zijn nadelen. De platen hadden namelijk een langere belichtingstijd nodig in vergelijking met de natte platen.
De jaren na de eerst uitgebrachte collodium platen volgende er vele soortgelijke procédés.
-
In 1905 had Oskar Barnack het idee om kleinere negatieven te gebruiken in camera's en deze pas te vergroten na de opnamen. Tot dan toe waren de negatieven even groot geweest als de camera's zelf en waren daarom vaak erg groot en zwaar. Tien jaar later bracht Oskar Barnack dan ook de eerste camera met een 35 mm film, een kleine negatieffilmrol die na de opnamen vergoot kon worden, op de markt onder de naam Leica, de 'Oer-Leica'. Men beseften toen alleen nog niet de mogelijkheden van de Leica camera en ze werden weinig verkocht. De camera's werden pas eind jaren 30 populair, toen de 35 mm rolfilm, ook wel kleinbeeldfilm genoemd, zodanig verbeterd was dat er uitstekende vergrotingen mogelijk waren.
Andere bedrijven die camera's produceerden volgden het bedrijf Leica en brachten ook een 35 mm rolfilm op de markt. Zo ook het bedrijf Kodak, die in 1936 hun eerste 35 mm rolfilm met 8 opnames introduceerden en daarmee het filmformaat standaardiseerden.
In 1861 kwam er een innovatie op het gebied van camera's, de tweeogigespiegelreflexcamera. Thomas Sutton had een principe bedacht, waarbij het mogelijk werd om in de zoeker een beeld te krijgen dat gelijk was aan de uiteindelijke opname. Hierbij werd gebruik gemaakt van een prisma, een spiegel en een zoeker en lens die boven elkaar zaten bevestigd. Maar doordat de positie van de twee lenzen net niet aan elkaar gelijk waren, waren de beelden ook niet 100 procent aan elkaar gelijk. Daarom werd de éénogige spiegelreflexcamera ontworpen. Deze camera zorgde ervoor dat het beeld door de zoeker en de uiteindelijke opname vrijwel 100 procent aan elkaar gelijk werden. Naast het exact bepalen van de compositie van de foto, kan met een spiegelreflexcamera de scherpte nauwkeurig worden ingesteld, net als bij de ouderwetse platencamera.
De eerste éénogige spiegelreflexcamera met een 35 mm film, kleinbeeld-spiegelreflexcamera , was de Kine-Exakta, die in 1936 op de markt werd gebracht. Deze werd vernieuwd en verbeterd en verscheen in 1950 onder de naam 'Exakta Varex' op de markt. Na het merk Exakta brachten andere bedrijven soortgelijke spieglreflexcamera's uit, waaronder het bedrijf Pentax, die in de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw veel innovaties in de kleinbeeld-spiegelreflexcamera introduceerden. De spiegelreflexcamera is tegenwoordig de meest gebruikte camera.
In 1927 vond Paul Vierkötter de eerste flitslamp uit, waarbij hij gebruik maakte van een gloeidraad die in enkele milliseconden een fijne metaaldraad met een felle flits opbrandde. Dit maakte het mogelijk om ook met slechte belichting omstandigheden foto's te kunnen maken. Voor die tijd werd er gebruik gemaakt van magnesiumpoeder dat werd ontstoken met een lontje. Een nadeel aan de flitslamp van Paul Vierkötter was dat deze maar een enkele keer te gebruiken was. Pas in de jaren 80 van de 20e eeuw werd de flitslamp vervangen voor een elektronenflitser, waarbij de flits wordt opgewekt door spanning.
Edwin Herbert Land kwam in 1947 met zijn 'Land-camera', beter bekend als een Polaroid-camera. De film die hij in zijn camera gebruikte had, in tegenstelling tot de eerdere procédés, de eigenschap om zichzelf te ontwikkelen. Edwin Land vond de camera uit nadat zijn driejarige dochter hem vroeg waarom een foto die hij van haar nam niet meteen te bekijken was. De eerste Land-camera's maakten sepiakleurige opnamen. In 1950 kwamen de zwart-wit opnamen en vanaf 1963 waren Polaroid foto's in kleur ook mogelijk. Een tijd lang zijn de camera's erg populair geweest, maar door de ontwikkeling van de digitale fotografie vanaf de jaren 80 raakte de Polaroid in onbruik.
Het pentaprisma, wat in een spiegelreflexcamera zit verwerkt, is voor het eerst toegepast door Asahi, nu bekend als Pentax. De naam 'Pentax' is grappig genoeg afgeleid van het pentaprisma
Andere bedrijven die camera's produceerden volgden het bedrijf Leica en brachten ook een 35 mm rolfilm op de markt. Zo ook het bedrijf Kodak, die in 1936 hun eerste 35 mm rolfilm met 8 opnames introduceerden en daarmee het filmformaat standaardiseerden.
In 1861 kwam er een innovatie op het gebied van camera's, de tweeogigespiegelreflexcamera. Thomas Sutton had een principe bedacht, waarbij het mogelijk werd om in de zoeker een beeld te krijgen dat gelijk was aan de uiteindelijke opname. Hierbij werd gebruik gemaakt van een prisma, een spiegel en een zoeker en lens die boven elkaar zaten bevestigd. Maar doordat de positie van de twee lenzen net niet aan elkaar gelijk waren, waren de beelden ook niet 100 procent aan elkaar gelijk. Daarom werd de éénogige spiegelreflexcamera ontworpen. Deze camera zorgde ervoor dat het beeld door de zoeker en de uiteindelijke opname vrijwel 100 procent aan elkaar gelijk werden. Naast het exact bepalen van de compositie van de foto, kan met een spiegelreflexcamera de scherpte nauwkeurig worden ingesteld, net als bij de ouderwetse platencamera.
De eerste éénogige spiegelreflexcamera met een 35 mm film, kleinbeeld-spiegelreflexcamera , was de Kine-Exakta, die in 1936 op de markt werd gebracht. Deze werd vernieuwd en verbeterd en verscheen in 1950 onder de naam 'Exakta Varex' op de markt. Na het merk Exakta brachten andere bedrijven soortgelijke spieglreflexcamera's uit, waaronder het bedrijf Pentax, die in de jaren 50 en 60 van de 20e eeuw veel innovaties in de kleinbeeld-spiegelreflexcamera introduceerden. De spiegelreflexcamera is tegenwoordig de meest gebruikte camera.
In 1927 vond Paul Vierkötter de eerste flitslamp uit, waarbij hij gebruik maakte van een gloeidraad die in enkele milliseconden een fijne metaaldraad met een felle flits opbrandde. Dit maakte het mogelijk om ook met slechte belichting omstandigheden foto's te kunnen maken. Voor die tijd werd er gebruik gemaakt van magnesiumpoeder dat werd ontstoken met een lontje. Een nadeel aan de flitslamp van Paul Vierkötter was dat deze maar een enkele keer te gebruiken was. Pas in de jaren 80 van de 20e eeuw werd de flitslamp vervangen voor een elektronenflitser, waarbij de flits wordt opgewekt door spanning.
Edwin Herbert Land kwam in 1947 met zijn 'Land-camera', beter bekend als een Polaroid-camera. De film die hij in zijn camera gebruikte had, in tegenstelling tot de eerdere procédés, de eigenschap om zichzelf te ontwikkelen. Edwin Land vond de camera uit nadat zijn driejarige dochter hem vroeg waarom een foto die hij van haar nam niet meteen te bekijken was. De eerste Land-camera's maakten sepiakleurige opnamen. In 1950 kwamen de zwart-wit opnamen en vanaf 1963 waren Polaroid foto's in kleur ook mogelijk. Een tijd lang zijn de camera's erg populair geweest, maar door de ontwikkeling van de digitale fotografie vanaf de jaren 80 raakte de Polaroid in onbruik.
Het pentaprisma, wat in een spiegelreflexcamera zit verwerkt, is voor het eerst toegepast door Asahi, nu bekend als Pentax. De naam 'Pentax' is grappig genoeg afgeleid van het pentaprisma
-
Foto's waren altijd zwart-wit geweest, maar men verlangde naar foto's waarop de kleuren realistisch waren. Verschillende mensen gingen opzoek naar het procédé om kleurenfotografie mogelijk te maken. Pas in 1935 werd de kleurenfotografie toegankelijk voor iedereen.
De Schot James Clerk ontwikkelde in 1861 een systeem met filters in de drie primaire kleuren wat leidde tot de eerste kleurenfoto projecties. Hij had ontdekt dat je met deze drie kleuren alle andere kleuren ook kon weergeven door de filters over elkaar heen te projecteren. Dit systeem was alleen niet erg praktisch: de foto was slechts een tijdelijke projectie.
De Duitser Hermann Wilhelm Vogel ontdekte in 1873 een verfstof waarmee fotografische collodiumplaten gevoelig werden voor de kleuren groen en oranje. Na zijn dood in 1898 ontdekten men ook een verfstof waarmee de platen gevoelig werden voor de kleur rood. Deze kleurenplaten werden in 1906 op de markt gebracht.
Een autochrome foto van madame Auguste Lumiére, gemaakt door Auguste Lumiére.
In 1907 brachten de gebroeders Louis en Auguste Lumiérehun autochroom procédé op de markt. Dit autochroom procédé bestond uit een systeem met drie lagen zetmeelkorrels, gekleurd met rode, groene en blauwe kleurstof, die werd aangebracht op een zwart/witte glasplaat. Tot 1955 was dit de enige techniek voor kleurenfotografie voor amateur-fotografen.
In 1935 produceerde Kodak de Kodachrome kleurenfilm die kleurenfotografie toegankelijk maakte voor iedereen. Dit is de oudste in massa geproduceerde kleurenfilm. Deze filmrol gaf scherpe foto's met een natuurlijke kleurenweergave die lang houdbaar waren. De Kodachrome filmrollen wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt. In 1941 bracht Kodak ook de eerste kleuren negatieffilm op de markt, de KODACOLOR film.
De Schot James Clerk ontwikkelde in 1861 een systeem met filters in de drie primaire kleuren wat leidde tot de eerste kleurenfoto projecties. Hij had ontdekt dat je met deze drie kleuren alle andere kleuren ook kon weergeven door de filters over elkaar heen te projecteren. Dit systeem was alleen niet erg praktisch: de foto was slechts een tijdelijke projectie.
De Duitser Hermann Wilhelm Vogel ontdekte in 1873 een verfstof waarmee fotografische collodiumplaten gevoelig werden voor de kleuren groen en oranje. Na zijn dood in 1898 ontdekten men ook een verfstof waarmee de platen gevoelig werden voor de kleur rood. Deze kleurenplaten werden in 1906 op de markt gebracht.
Een autochrome foto van madame Auguste Lumiére, gemaakt door Auguste Lumiére.
In 1907 brachten de gebroeders Louis en Auguste Lumiérehun autochroom procédé op de markt. Dit autochroom procédé bestond uit een systeem met drie lagen zetmeelkorrels, gekleurd met rode, groene en blauwe kleurstof, die werd aangebracht op een zwart/witte glasplaat. Tot 1955 was dit de enige techniek voor kleurenfotografie voor amateur-fotografen.
In 1935 produceerde Kodak de Kodachrome kleurenfilm die kleurenfotografie toegankelijk maakte voor iedereen. Dit is de oudste in massa geproduceerde kleurenfilm. Deze filmrol gaf scherpe foto's met een natuurlijke kleurenweergave die lang houdbaar waren. De Kodachrome filmrollen wordt tegenwoordig nog steeds gebruikt. In 1941 bracht Kodak ook de eerste kleuren negatieffilm op de markt, de KODACOLOR film.
Hoe meer de fotografie zich ontwikkelde, hoe meer mensen er zich in gingen verdiepen. Langzaam begon men verschillende bedrijven op te zetten, die ieder onder een eigen naam een camera op de markt bracht. Er ontstonden camera merken, zoals onder meer Kodak, Pentax, Leica, Canon, Nikon en Olympus. De concurrentie tussen dezen groeide naarmate de vraag van de camera's groter werd onder het publiek. Elk van deze camera merken hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de camera. Vandaag de dag worden de camera's van Canon en Nikon gezien als de beste kleinbeeld spiegelreflexcamera's. Sommige fabrikanten houden zich niet bezig met kleinbeeld, maar hebben de platencamera geperfectioneerd. Een voorbeeld hiervan is het merk Hasselblad. Deze camera's worden technische camera's genoemd en werken nog volgens het principe van een Camera Obscura.
Het eerste bedrijf dat camera's ging produceren was het bedrijf Kodak. Dit bedrijf heeft in de geschiedenis van de fotografie veel invloed gehad en is nog steeds een algemeen bekend merk.
De Engelsman George Eastman vond in 1880 een machine uit om droge platen te produceren, waarna hij het bedrijf 'Eastman dry plate company'. Hij besefte echter dat het ingewikkelde ontwikkelen en afdrukken van de platen een fotograaf veel werk bezorgde en bedacht daarom een camera met een negatieve rolfilm erin, die na belichting aan het bedrijf werd geretourneerd om deze te ontwikkelen en af te drukken. Deze rolfilm was de eerste rolfilm zoals wij die vandaag de dag nog kennen en in 1888 bracht George Eastman deze onder de naam Kodak als eerst op de markt in een camera, de 'Kodak Camera'. Er ontbrak echter nog een zoeker op de eenvoudige camera, waardoor er vaak hoofden werden afgesneden van de foto's.
Het eerste bedrijf dat camera's ging produceren was het bedrijf Kodak. Dit bedrijf heeft in de geschiedenis van de fotografie veel invloed gehad en is nog steeds een algemeen bekend merk.
De Engelsman George Eastman vond in 1880 een machine uit om droge platen te produceren, waarna hij het bedrijf 'Eastman dry plate company'. Hij besefte echter dat het ingewikkelde ontwikkelen en afdrukken van de platen een fotograaf veel werk bezorgde en bedacht daarom een camera met een negatieve rolfilm erin, die na belichting aan het bedrijf werd geretourneerd om deze te ontwikkelen en af te drukken. Deze rolfilm was de eerste rolfilm zoals wij die vandaag de dag nog kennen en in 1888 bracht George Eastman deze onder de naam Kodak als eerst op de markt in een camera, de 'Kodak Camera'. Er ontbrak echter nog een zoeker op de eenvoudige camera, waardoor er vaak hoofden werden afgesneden van de foto's.
-
Kodak bracht daarom een nieuwere camera op de markt, genaamd de 'Kodak Brownie', die wel een zoeker bevatte. In eerste instantie kostten de camera's 25 dollar, een bedrag dat alleen welgestelden konden betalen, maar de verkoopprijs werd aangepast. Een grote groep mensen kon de camera nu betalen, waardoor de fotografie toegankelijk werd voor iedereen. Ook zorgde Kodak Brownie voor het ontstaan van de journalistieke fotografie. Men kon een camera nu gemakkelijker meenemen dan voorheen, waardoor men makkelijker foto's kon maken van gebeurtenissen.
Na het op de markt brengen van de Kodak Brownie, produceerde het merk tot op de dag van vandaag nog vele andere camera's.
In veel landen wordt een camera tegenwoordig nog steeds een 'Kodak' genoemd.
Na het op de markt brengen van de Kodak Brownie, produceerde het merk tot op de dag van vandaag nog vele andere camera's.
In veel landen wordt een camera tegenwoordig nog steeds een 'Kodak' genoemd.
Tot 1981 was er sprake van fotografie met een camera waar een 35 mm rolfilm inging, tegenwoordig ook wel bekend als de analoge camera. In september 1981 kwam daarbij een andere vorm van fotografie: de digitale fotografie. Hierbij is er geen sprake meer van een lichtgevoelige film waarop de afbeelding wordt vastgelegd. De camera maakt elektronische opnamen met behulp van een lichtgevoelige elektronische sensorchip. De afbeeldingen worden opgeslagen in op een geheugenkaart in de camera, waarna deze op de computer kunnen worden opgeslagen en kunnen worden nabewerkt.Een voordeel van de digitale fotografie is de mogelijkheid om het resultaat onmiddellijk te kunnen controleren. Wanneer opnames mislukt zijn kan deze direct verwijderd worden zonder dat er hoge kosten aan vast zitten.
Voor de kwaliteit van een opname is de gebruikte resolutie belangrijk. De resolutie van een camera wordt uitgedrukt in pixels. Hoe meer pixels, hoe scherper het beeld. Ook de lens van een camera is belangrijk. Een camera met veel megapixels maar een slechte lens maakt geen kwaliteitsopnames.
In 1974 ontwikkelde het bedrijf Kodak het eerste kleurenfilter voor digitale beelden, de 'Bayer Pattern' Deze is opgebouwd uit een blauw, een rood en twee groene elementen en was het systeem waar alle bedrijven op voort borduurden bij het produceren van digitale camera's. Tegenwoordig worden deze kleurenfilters nog steeds gebruikt in de meeste digitale camera's.
In 1981 bracht het bedrijf Sony de eerste digitale camera op de markt: de Mavica. Deze waren echter erg duur en dus niet iedereen kon zich er een permitteren. Andere bedrijven volgden het idee van Sony op, en vlak na de Mavica kwamen er andere digitale camera's op de markt afkomstig van verschillende bedrijven. Omdat digitale techniek nu steeds meer een rol ging spelen in de fotografie, kwam het bedrijf Adobe in 1990 met een programma voor op de computer, genaamd Photoshop, om foto's gemakkelijk te bewerken. Nu nog is dit hét computerprogramma dat men gebruikt voor nabewerking van foto's.
In 1995 verschenen de eerste goedkopere digitale camera's op de markt, waardoor digitale fotografie toegankelijk werd voor iedereen. Naar mate de vraag naar digitale fotografie groter werd onder het grote publiek, ontwikkelde bedrijven steeds meer nieuwe technieken om deze te verbeteren. Zo komen er steeds nieuwe camera's op de markt met een hogere pixelresolutie en meer technische mogelijkheden, waardoor foto's scherper worden en meer details kunnen vastleggen.
Ondertussen is digitale fotografie uitgegroeid tot de belangrijkste vorm van fotografie. In 2004 was 90 procent van de in Nederland verkochte camera's digitaal. Het woord 'kiekje' is vernoemd naar de fotograaf Kobus Kiek.
Voor de kwaliteit van een opname is de gebruikte resolutie belangrijk. De resolutie van een camera wordt uitgedrukt in pixels. Hoe meer pixels, hoe scherper het beeld. Ook de lens van een camera is belangrijk. Een camera met veel megapixels maar een slechte lens maakt geen kwaliteitsopnames.
In 1974 ontwikkelde het bedrijf Kodak het eerste kleurenfilter voor digitale beelden, de 'Bayer Pattern' Deze is opgebouwd uit een blauw, een rood en twee groene elementen en was het systeem waar alle bedrijven op voort borduurden bij het produceren van digitale camera's. Tegenwoordig worden deze kleurenfilters nog steeds gebruikt in de meeste digitale camera's.
In 1981 bracht het bedrijf Sony de eerste digitale camera op de markt: de Mavica. Deze waren echter erg duur en dus niet iedereen kon zich er een permitteren. Andere bedrijven volgden het idee van Sony op, en vlak na de Mavica kwamen er andere digitale camera's op de markt afkomstig van verschillende bedrijven. Omdat digitale techniek nu steeds meer een rol ging spelen in de fotografie, kwam het bedrijf Adobe in 1990 met een programma voor op de computer, genaamd Photoshop, om foto's gemakkelijk te bewerken. Nu nog is dit hét computerprogramma dat men gebruikt voor nabewerking van foto's.
In 1995 verschenen de eerste goedkopere digitale camera's op de markt, waardoor digitale fotografie toegankelijk werd voor iedereen. Naar mate de vraag naar digitale fotografie groter werd onder het grote publiek, ontwikkelde bedrijven steeds meer nieuwe technieken om deze te verbeteren. Zo komen er steeds nieuwe camera's op de markt met een hogere pixelresolutie en meer technische mogelijkheden, waardoor foto's scherper worden en meer details kunnen vastleggen.
Ondertussen is digitale fotografie uitgegroeid tot de belangrijkste vorm van fotografie. In 2004 was 90 procent van de in Nederland verkochte camera's digitaal. Het woord 'kiekje' is vernoemd naar de fotograaf Kobus Kiek.
Hoe komt een afbeelding tot stand in een fotocamera?
Fotograferen betekent letterlijk 'schrijven met licht'. Een camera bestaat uit drie onderdelen: de body, het objectief en de beelddrager. De body vormt een donkere ruimte, waar licht binnenvalt op de beelddrager (de film) door een combinatie van lenzen (het objectief). Het objectief is nodig om een scherper beeld te krijgen, dat ontstaat doordat het alle lichtstralen ombuigt naar hetzelfde brandpunt. Dit brandpunt bevindt zich op de (lichtgevoelige) film; bij digitale camera's op de beelddrager. De afstand van de lens tot het brandpunt is de brandpuntsafstand. Omdat in de fotografie het brandpunt op de film valt, is de brandpuntsafstand gelijk aan de afstand van de lens tot de film.
De kwaliteit van een foto is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht die op de film valt: de belichting (uitgedrukt in een lichtwaarde). De lichthoeveelheid in de camera is een samenspel van het diafragma dat zich in het objectief bevindt, en de sluiter die zich vlak voor de film bevindt. Bij de meeste spiegelreflexcamera's kun je kiezen of je de instellingen met de hand wilt bepalen, of dat je alles automatisch laat doen.
De werking van het diafragma is gebaseerd op de werking van de iris van het menselijk oog. Het diafragma is opgebouwd uit een groot aantal gebogen en overlappende lamellen. Afhankelijk van de gewenste hoeveelheid licht op de film wordt de grootte van de diafragmaopening ingesteld. Deze ontstaat doordat de lamellen over elkaar schuiven waardoor een cirkelvormige opening ontstaat. Hoe kleiner de opening, hoe minder licht op de film.
Om het diafragma volledig te begrijpen zijn drie begrippen van belang: de diafragmaopening (dip), de brandpuntsafstand en de F-stop (diafragmagetal). De brandpuntsafstand is de afstand die nodig is om met een lens een scherp beeld op een vlak te projecteren. De brandpuntsafstand wordt niet bepaald door slechts een lens, maar door een samenstel van lenzen: het objectief. De brandpuntsafstand is af te lezen van de ring op de lens.
Een lens met een diafragma van 7,1 tot 21,3 mm.
De kwaliteit van een foto is mede afhankelijk van de hoeveelheid licht die op de film valt: de belichting (uitgedrukt in een lichtwaarde). De lichthoeveelheid in de camera is een samenspel van het diafragma dat zich in het objectief bevindt, en de sluiter die zich vlak voor de film bevindt. Bij de meeste spiegelreflexcamera's kun je kiezen of je de instellingen met de hand wilt bepalen, of dat je alles automatisch laat doen.
De werking van het diafragma is gebaseerd op de werking van de iris van het menselijk oog. Het diafragma is opgebouwd uit een groot aantal gebogen en overlappende lamellen. Afhankelijk van de gewenste hoeveelheid licht op de film wordt de grootte van de diafragmaopening ingesteld. Deze ontstaat doordat de lamellen over elkaar schuiven waardoor een cirkelvormige opening ontstaat. Hoe kleiner de opening, hoe minder licht op de film.
Om het diafragma volledig te begrijpen zijn drie begrippen van belang: de diafragmaopening (dip), de brandpuntsafstand en de F-stop (diafragmagetal). De brandpuntsafstand is de afstand die nodig is om met een lens een scherp beeld op een vlak te projecteren. De brandpuntsafstand wordt niet bepaald door slechts een lens, maar door een samenstel van lenzen: het objectief. De brandpuntsafstand is af te lezen van de ring op de lens.
Een lens met een diafragma van 7,1 tot 21,3 mm.
-
Het verband tussen de diafragmaopening, de brandpuntsafstand en de F-stop blijkt uit de volgende formule:
Dip = f / a -> diafragmaopening = brandpuntsafstand / diafragmagetal.
Net als de brandpuntsafstand van de lens wordt de grootte van de diafragmaopening in mm gegeven. Hoe kleiner dus het diafragmagetal, hoe groter de diafragmaopening. De kleinste diafragmaopening wordt aangegeven met de hoogste waarde. Op een objectief worden de F-stops met getallen aangegeven: volgens bijvoorbeeld de getallenreeks 4, 5.6, 8, 11, 16, 22. Elke opeenvolgende f-stop op een camera laat precies half zoveel licht door. Het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt. De maximale opening van het diafragma is bepalend voor de lichtsterkte van het objectief. Maar niet alleen het diafragma is bepalend voor de lichthoeveelheid, ook de scherptediepte is afhankelijk van de diafragma-instelling.
De scherptediepte is dat deel of gebied van de foto dat scherp wordt afgebeeld. Het gaat hier om de afstand dichtbij tot de afstand veraf. Landschapsfoto's zijn meestal van voor tot achter heel scherp afgebeeld, maar als je op een voorwerp scherp stelt, merk je dat de achtergrond wazig wordt. De scherptediepte in wordt kleiner, dat wil zeggen een kleiner deel voor en achter je onderwerp is nog maar scherp op de foto. De scherptediepte kun je manipuleren door de lensinstelling (het scherpstellen/brandpuntafstand) en het diafragma. Bij landschapsfotografie staat de lensinstelling meestal op oneindig.. Tegelijkertijd moet de diafragmaopening zo klein mogelijk zijn. Door deze combinatie krijg je een zo groot mogelijke scherptediepte. De scherptediepte wordt kleiner als je de instellingen van lens en diafragma verandert.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt, terwijl de sluitertijd bepaalt hoe langhet licht op de film valt. Op het moment dat je een foto maakt opent de sluiter gedurende een bepaalde tijd: de sluitertijd. De sluitertijd bepaalt mede of een bewegend onderwerp scherp of 'in beweging' wordt vastgelegd. Voorbeelden van typische sluitertijden zijn 1/1000, 1/500, 1/250, 1/125, 1/60, 1/30, 1/15, 1/8, 1/2 en 1 seconde. In het algemeen geldt dat een kortere sluitertijd een scherpere foto geeft. Tot aan 1/125 kun je uit de hand fotograferen. Vanaf 1/60 kun je beter een statief gebruiken.
Dip = f / a -> diafragmaopening = brandpuntsafstand / diafragmagetal.
Net als de brandpuntsafstand van de lens wordt de grootte van de diafragmaopening in mm gegeven. Hoe kleiner dus het diafragmagetal, hoe groter de diafragmaopening. De kleinste diafragmaopening wordt aangegeven met de hoogste waarde. Op een objectief worden de F-stops met getallen aangegeven: volgens bijvoorbeeld de getallenreeks 4, 5.6, 8, 11, 16, 22. Elke opeenvolgende f-stop op een camera laat precies half zoveel licht door. Het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt. De maximale opening van het diafragma is bepalend voor de lichtsterkte van het objectief. Maar niet alleen het diafragma is bepalend voor de lichthoeveelheid, ook de scherptediepte is afhankelijk van de diafragma-instelling.
De scherptediepte is dat deel of gebied van de foto dat scherp wordt afgebeeld. Het gaat hier om de afstand dichtbij tot de afstand veraf. Landschapsfoto's zijn meestal van voor tot achter heel scherp afgebeeld, maar als je op een voorwerp scherp stelt, merk je dat de achtergrond wazig wordt. De scherptediepte in wordt kleiner, dat wil zeggen een kleiner deel voor en achter je onderwerp is nog maar scherp op de foto. De scherptediepte kun je manipuleren door de lensinstelling (het scherpstellen/brandpuntafstand) en het diafragma. Bij landschapsfotografie staat de lensinstelling meestal op oneindig.. Tegelijkertijd moet de diafragmaopening zo klein mogelijk zijn. Door deze combinatie krijg je een zo groot mogelijke scherptediepte. De scherptediepte wordt kleiner als je de instellingen van lens en diafragma verandert.
Het diafragma bepaalt hoeveel licht op de film valt, terwijl de sluitertijd bepaalt hoe langhet licht op de film valt. Op het moment dat je een foto maakt opent de sluiter gedurende een bepaalde tijd: de sluitertijd. De sluitertijd bepaalt mede of een bewegend onderwerp scherp of 'in beweging' wordt vastgelegd. Voorbeelden van typische sluitertijden zijn 1/1000, 1/500, 1/250, 1/125, 1/60, 1/30, 1/15, 1/8, 1/2 en 1 seconde. In het algemeen geldt dat een kortere sluitertijd een scherpere foto geeft. Tot aan 1/125 kun je uit de hand fotograferen. Vanaf 1/60 kun je beter een statief gebruiken.
Het objectief van de fotocamera is een van de allerbelangrijkste delen van de camera zelf; het zorgt voor ervoor dat driedimensionaal beeld van de buitenwereld kan om worden gezet in tweedimensionaal beeld op film. Het objectief bestaat uit een groep lezen die achter elkaar worden geplaatst om het inkomende beeld te convergeren.
Een lichtstraal die de binnendringt in het objectief wordt gebogen, dit komt door het transparante oppervlak (ook wel geslepen lenzen genoemd) waar het objectief uit bestaat. Door het gebruik van holle-, bolle- en platte lenzen wordt het licht wat afkomstig is van het driedimensionale beeld buiten de camera door de koker waar het objectief zich in bevindt op een gevoelige laag achter in de fotocamera geprojecteerd.
Nb: deze beeldvorming komt grappig genoeg net zo tot stand als bij een ouderwets vergrootglas, waarmee de stralen van de zon uiteindelijk een gat kunnen branden in een stuk papier.
Er bestaan veel soorten objectieven maar er valt een hoofdindeling te maken tussen:
Een lichtstraal die de binnendringt in het objectief wordt gebogen, dit komt door het transparante oppervlak (ook wel geslepen lenzen genoemd) waar het objectief uit bestaat. Door het gebruik van holle-, bolle- en platte lenzen wordt het licht wat afkomstig is van het driedimensionale beeld buiten de camera door de koker waar het objectief zich in bevindt op een gevoelige laag achter in de fotocamera geprojecteerd.
Nb: deze beeldvorming komt grappig genoeg net zo tot stand als bij een ouderwets vergrootglas, waarmee de stralen van de zon uiteindelijk een gat kunnen branden in een stuk papier.
Er bestaan veel soorten objectieven maar er valt een hoofdindeling te maken tussen:
- standaardobjectieven (objectieven met vaste brandpuntsafstand)
- zoomobjectieven (objectieven met variabele brandpuntsafstand)
-
StandaardobjectiefDe 'standaard'-term is afgeleid van het feit dat het standaard objectief ongeveer dezelfde beeldhoek heeft als het menselijk oog (beeldhoeken tussen de 45-50°); de beeldhoek is in ons geval de hoek waarin objecten enz. voor ons zichtbaar zijn en dus binnen ons gezichtsveld vallen.
De brandpuntsafstand is ongeveer gelijk aan de lengte van de diagonaal van het film formaat. De diagonaal van het beeld wat in de camera wordt gevormd wordt ook wel klein beeld genoemd en is bij een standaard objectief gemiddeld 50 mm.
De brandpuntsafstand is ongeveer gelijk aan de lengte van de diagonaal van het film formaat. De diagonaal van het beeld wat in de camera wordt gevormd wordt ook wel klein beeld genoemd en is bij een standaard objectief gemiddeld 50 mm.
De beeldhoek van dit objectief is groter dan de standaard en is dan ook groter dan zo'n 60°, de scherptediepte is daarbij ook nog vrij groot. Scherptediepte is het gebied waarin de foto scherp wordt afgebeeld. Wanneer de beeldhoek boven de 100° is spreek je van een supergrote en als de beeldhoek boven de 180° is wordt hij een fisheye-lens genoemd. Door deze fish-eye lens kunnen de foto's er heel onnatuurlijk uitzien, omdat er een zogenaamde bolling in de foto lijkt te liggen, deze bolling lijkt echter te verdwijnen als je de foto van heel dichtbij bekijkt. De meest voorkomende brandpuntafstand voor groothoeklenzen ligt tussen de 24-35 mm.
Telelenzen zijn lenzen met een grote brandpuntafstand (100-1000mm). Ze hebben een kleine beeldhoek, hierdoor kunnen beelden in de verte naar voren worden gebracht. De scherptediepte is bij dit soort objectieven heel klein. In praktijk kan men doormiddel van positieve en negatieve lenzen de afstand van het brandpunt bepalen; een objectief met een brandpuntsafstand van 500 mm, zal dus nooit 50 cm lang zijn.
Doordat de vergrotingsfactor erg groot is bij deze objectieven worden alle kleine bewegingen die met de camera worden gemaakt direct in beeld gebracht, dit is dan ook waarom je mensen bij wedstrijden enz, altijd met een statief ziet slepen met een toeter van een camera erop. Dit statief zorgt ervoor dat de camera niet beweegt tijdens het fotograferen en dat er mooie plaatjes kunnen geschoten worden.
Doordat de vergrotingsfactor erg groot is bij deze objectieven worden alle kleine bewegingen die met de camera worden gemaakt direct in beeld gebracht, dit is dan ook waarom je mensen bij wedstrijden enz, altijd met een statief ziet slepen met een toeter van een camera erop. Dit statief zorgt ervoor dat de camera niet beweegt tijdens het fotograferen en dat er mooie plaatjes kunnen geschoten worden.
-
Een zoomobjectief heeft een variabele brandpuntafstand, dit houdt in dat de brandpuntafstand is aan te passen. Dit punt kan dan ook varieren van 75-200mm. Doordat de brandpuntafstand te veranderen is, kan je dit soort objectieven zowel als standaard-, groothoek- en tele-objectief gebruiken.
De 'macro'-term hoort bij het feit dat dit soort objectieven voor een vergrotende werking zorgen, macro betekend letterlijk namelijk vergrotend. Een macro-objectief heeft een kleine brandpuntsafstand, deze zorgt ervoor dat kleine voorwerpen van dichtbij scherp gefotografeerd kunnen worden.
Hieruit blijkt dus dat verschillende objectieven bij verschillende situaties kunnen gebruikt worden, het is dus niet zo dat er bepaald soort lenzen groep voor alles wordt gebruikt.
Hieruit blijkt dus dat verschillende objectieven bij verschillende situaties kunnen gebruikt worden, het is dus niet zo dat er bepaald soort lenzen groep voor alles wordt gebruikt.
De hoeveelheid licht en de duur van de belichting moeten in relatie staan tot de brandpuntsafstand van het objectief om een kwaliteiten goede afbeelding te krijgen. Om dit voor elkaar te krijgen heb je verschillende instellingen op het toestel zitten die het allemaal een stuk makkelijker maken.
Het diafragma is feitelijk alleen een kleine opening waar het licht onderweg van het voorwerp naar film doorheen gaat. Deze opening is erg speciaal omdat de diameter ervan veranderd kan worden.
Het diafragma zorgt ervoor dat er bepaald kan worden hoeveel licht er op de film valt. Deze hoeveelheid licht kan je zelf afstellen op de camera; in getallen kan je aangeven hoe groot je de opening wil maken. Het getal wat je gebruikt wordt ook wel de waarde genoemd, deze waarde zit bij de meeste camera's tussen de 1 en de 16.
Hoe groter de waarde van het diafragma, hoe groter de opening is waar het licht door kan vallen. Dit wordt natuurlijk gedaan als er maar weinig licht is op de plaats waar de foto wordt gemaakt, op die manier wordt al het licht wat er is, bruikbaar voor de foto. Doe je dit niet, dan is er een kans dat de foto te donker wordt, omdat er te weinig licht op de foto wordt gelaten.
Het diafragma zorgt ervoor dat er bepaald kan worden hoeveel licht er op de film valt. Deze hoeveelheid licht kan je zelf afstellen op de camera; in getallen kan je aangeven hoe groot je de opening wil maken. Het getal wat je gebruikt wordt ook wel de waarde genoemd, deze waarde zit bij de meeste camera's tussen de 1 en de 16.
Hoe groter de waarde van het diafragma, hoe groter de opening is waar het licht door kan vallen. Dit wordt natuurlijk gedaan als er maar weinig licht is op de plaats waar de foto wordt gemaakt, op die manier wordt al het licht wat er is, bruikbaar voor de foto. Doe je dit niet, dan is er een kans dat de foto te donker wordt, omdat er te weinig licht op de foto wordt gelaten.
De sluiter kan je het beste vergelijken met een ondoorzichtig rolgordijn, wat je snel open en dicht kan doen om heel eventjes het licht in de kamer toe te laten. Alleen is de kamer de film en het rolgordijn de sluiter.
Alle sluiters hebben een hele reeks aan sluitertijden waar je ze op kan instellen. Deze reeks bestaan uit een serie opeenvolgende tijden die steeds een factor 2 van elkaar verschillen, ook begint de sluitertijd meestal bij een volle seconde, dan een halve seconde, dan een vierde enz. tot 1/1000. Moderne camera's hebben meestal een groot bereik (een lange reeks) en gaan soms wel van 1/8000 tot 30 seconden.
De sluitertijd wordt in praktijk heel klein gehouden als er een onderwerp wat in beweging is op beeld wordt vast gelegd. Op deze manier, blijven alle details zichtbaar en krijg je geen rare wazige vlekken. Een grote sluitertijd wordt vanzelfsprekend gebruikt bij een stilstaand object.
Deze twee instellingen in de camera zijn in samenwerking met elkaar, wanneer de diafragma namelijk een erg grote waarde heeft wordt de sluitertijd ook groot. Dit is omdat de camera dus een erg kleine opening heeft waar het licht doorheen kan en de sluitertijd moet er voor zorgen dat door die kleine opening wel genoeg licht op de film valt om een mooi en strak beeld te vormen.
Deze verhouding is niet bepaald. Doormiddel van uitproberen, weten de meeste fotografen wat voor sluitertijd er bij welke diafragma waarde het beste is; het is niet zo dat dit algemeen bekend is.
Beeldvorming wordt bepaald door het vertalen van de lens van de scherpte, de scherptediepte en de kleur onder invloed van (duur en hoeveelheid) licht.
Belangrijke problemen bij beeldvorming zijn de scherpte van het beeld, de kleur van het beeld, de scherptediepte van het beeld en de hoeveelheid licht van het beeld.
Oplossing voor de scherpte van het beeld is om de brandpuntsafstand zodanig te maken dat het licht op één punt van het beeld komt. Verder moet bijv. bij een foto je hand zo stil mogelijk zijn, zodat het beeld niet gaat meebewegen met je hand en moet er voldoende licht zijn om de foto te kunnen maken, zodat de sluitertijd kort genoeg is voor een scherpe foto. Heb je niet voldoende licht dan is een flitser de uitkomst. Soms is het te donker om niet te kunnen flitsen, maar verpest de flitser de foto. Als dit het geval is kan je de camera op een statief zetten, zodat die doodstil ligt en geen enkele trilling heeft. Je stelt dan het diafragma (= sluitertijd) wat langer in, zodat de camera voldoende licht vangt voor je beeld en je maakt de foto, die dan zeer mooi afgebeeld is. Het beeld dat je fotografeert moet dan overigens niet in beweging zijn, want alles wat beweegt gedurende je diafragma, zal te zien zijn als een wazig beeld.
Oplossing voor de kleur is bijvoorbeeld om bij een fotocamera een kleurfilter erop te zetten, zodat je kleuren zo helder mogelijk afgebeeld kunnen worden. Wil je juist een zwart-wit beeld dan is dit in te stellen op bijvoorbeeld de computer of op je fotocamera.
Je kan zelf bepalen met een fotocamera hoe je de scherptediepte wilt hebben. Scherptediepte is het deel van het beeld dat scherp is afgedrukt. Enkele voorbeelden hoe je zelf de scherptediepte kan bepalen zijn:
Klein scherptediepte
Alle sluiters hebben een hele reeks aan sluitertijden waar je ze op kan instellen. Deze reeks bestaan uit een serie opeenvolgende tijden die steeds een factor 2 van elkaar verschillen, ook begint de sluitertijd meestal bij een volle seconde, dan een halve seconde, dan een vierde enz. tot 1/1000. Moderne camera's hebben meestal een groot bereik (een lange reeks) en gaan soms wel van 1/8000 tot 30 seconden.
De sluitertijd wordt in praktijk heel klein gehouden als er een onderwerp wat in beweging is op beeld wordt vast gelegd. Op deze manier, blijven alle details zichtbaar en krijg je geen rare wazige vlekken. Een grote sluitertijd wordt vanzelfsprekend gebruikt bij een stilstaand object.
Deze twee instellingen in de camera zijn in samenwerking met elkaar, wanneer de diafragma namelijk een erg grote waarde heeft wordt de sluitertijd ook groot. Dit is omdat de camera dus een erg kleine opening heeft waar het licht doorheen kan en de sluitertijd moet er voor zorgen dat door die kleine opening wel genoeg licht op de film valt om een mooi en strak beeld te vormen.
Deze verhouding is niet bepaald. Doormiddel van uitproberen, weten de meeste fotografen wat voor sluitertijd er bij welke diafragma waarde het beste is; het is niet zo dat dit algemeen bekend is.
Beeldvorming wordt bepaald door het vertalen van de lens van de scherpte, de scherptediepte en de kleur onder invloed van (duur en hoeveelheid) licht.
Belangrijke problemen bij beeldvorming zijn de scherpte van het beeld, de kleur van het beeld, de scherptediepte van het beeld en de hoeveelheid licht van het beeld.
Oplossing voor de scherpte van het beeld is om de brandpuntsafstand zodanig te maken dat het licht op één punt van het beeld komt. Verder moet bijv. bij een foto je hand zo stil mogelijk zijn, zodat het beeld niet gaat meebewegen met je hand en moet er voldoende licht zijn om de foto te kunnen maken, zodat de sluitertijd kort genoeg is voor een scherpe foto. Heb je niet voldoende licht dan is een flitser de uitkomst. Soms is het te donker om niet te kunnen flitsen, maar verpest de flitser de foto. Als dit het geval is kan je de camera op een statief zetten, zodat die doodstil ligt en geen enkele trilling heeft. Je stelt dan het diafragma (= sluitertijd) wat langer in, zodat de camera voldoende licht vangt voor je beeld en je maakt de foto, die dan zeer mooi afgebeeld is. Het beeld dat je fotografeert moet dan overigens niet in beweging zijn, want alles wat beweegt gedurende je diafragma, zal te zien zijn als een wazig beeld.
Oplossing voor de kleur is bijvoorbeeld om bij een fotocamera een kleurfilter erop te zetten, zodat je kleuren zo helder mogelijk afgebeeld kunnen worden. Wil je juist een zwart-wit beeld dan is dit in te stellen op bijvoorbeeld de computer of op je fotocamera.
Je kan zelf bepalen met een fotocamera hoe je de scherptediepte wilt hebben. Scherptediepte is het deel van het beeld dat scherp is afgedrukt. Enkele voorbeelden hoe je zelf de scherptediepte kan bepalen zijn:
Klein scherptediepte
-
- Het brandpuntsafstand vergroten. Je verkleint dan de scherptediepte.
- Het diafragma verkleinen. De scherptediepte wordt dan groter. Je hebt dan wél voldoende licht nodig om het voorwerp dat je scherp wilt afdrukken scherp te houden.
- Hoe kleiner het opnameformaat, hoe groter de scherptediepte.
Terugkijkend op de geschiedenis van de fotografie komt de belangrijke rol die het medium speelt duidelijk naar voren. Vanaf het begin van de ontwikkeling van de fotografie kon men de geschiedenis in beeld vastleggen, waardoor er een meer natuurgetrouwe weergave van de realiteit ontstond. Na een lange periode van ontwikkeling werd de fotografie toegankelijk voor iedereen en ontstonden er verschillende toepassingen.
Vanaf de ontdekking van de fotografie was er al sprake van een scheuring tussen documentair en artistiek gebruik van de fotografie. Documentaire fotografen verlangden scherpte en nauwkeurigheid, terwijl artistieke fotografen dit niet per se probeerden te bereiken. Naderhand, na vele verdere ontwikkeling, werd deze scheuring als maar groter.
Vanaf de ontdekking van de fotografie was er al sprake van een scheuring tussen documentair en artistiek gebruik van de fotografie. Documentaire fotografen verlangden scherpte en nauwkeurigheid, terwijl artistieke fotografen dit niet per se probeerden te bereiken. Naderhand, na vele verdere ontwikkeling, werd deze scheuring als maar groter.
Artistieke fotografie grijpt terug naar de schilderkunst. Artistieke fotografen willen met hun foto's meer een gevoel vastleggen in plaats van de realiteit. Hierbij maken de fotografen vaak gebruik van oude fotografische procédés, zoals platencamera's, om zo het gewenste effect te krijgen. In tegenstelling tot de documentaire fotografie, waarbij de fotograaf verslaggever is van de gebeurtenissen om hem heen, werkt een artistieke fotograaf een op voorhand bedacht idee uit.
De internationaal bekende Nederlandse fotograaf Erwin Olaf is een goed voorbeeld van een artistieke fotograaf. Een ander goed voorbeeld van een artistiek fotograaf is Teun Hocks, waarvan hieronder twee foto's staan afgebeeld. Beide fotografen maken foto's en bewerken deze vervolgens zodanig, dat deze meer op schilderkunstwerken lijken dan op foto's.
De internationaal bekende Nederlandse fotograaf Erwin Olaf is een goed voorbeeld van een artistieke fotograaf. Een ander goed voorbeeld van een artistiek fotograaf is Teun Hocks, waarvan hieronder twee foto's staan afgebeeld. Beide fotografen maken foto's en bewerken deze vervolgens zodanig, dat deze meer op schilderkunstwerken lijken dan op foto's.
-
Dit zijn twee foto's van de fotograaf Teun Hocks. In zijn foto's zie je duidelijk dat ze na de opname zijn bewerkt. Vaak komen zijn foto's over alsof ze getekend zijn en zijn dus niet gebaseerd op de werkelijkheid. De foto's vallen onder de categorie artistieke fotografie
Documentaire fotografie is het op beeld vastleggen van de realiteit, het leven om ons heen zoals het is. De fotograaf legt echter niet dé werkelijkheid vast, maar een werkelijkheid, namelijk de werkelijkheid van de fotograaf zelf. Een documentaire fotograaf maakt zijn foto's vanuit zijn standpunt waardoor deze zich onderscheiden van de registratieve fotografie, waarbij een fotograaf de werkelijkheid neutraal vastlegt, zonder dat hij zijn foto's een duidelijk standpunt meegeeft. Het met de camera registreren van de realiteit is een vorm van geschiedschrijving en heeft dus een belangrijke rol gespeeld in het vastleggen van onze geschiedenis.
Binnen de documentaire fotografie zijn er verschillende vormen te onderscheiden. Vormen van documentaire fotografie zijn bijvoorbeeld fotojournalistiek, oorlogsfotografie, straatfotografie en reisfotografie. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Naast deze vier vormen, die hier onder staan toegelicht, bestaan er nog vele anderen.
In de ontwikkeling van de fotografie is al snel duidelijk geworden dat met een foto een verhaal kan worden verteld en dat een foto een verhaal vele malen kan versterken Zo ontstond er de belangrijke rol van fotografie in de journalistiek. Fotojournalisten leggen de realiteit vast om zo een verhaal te vertellen of te ondersteunen en is daarom een vorm van documentaire fotografie. Fotojournalisten maken bepaalde beelden om deze vervolgens aan de wereld te laten zien, beelden waar het publiek niet zelf aanwezig was.
De 'World Press Photo' is een organisatie die in 1955 is opgericht door de 'Nederlandse Vereniging van Fotojournalisten' en is gevestigd in Amsterdam. Ieder jaar organiseren zij een fotografiewedstrijd, waarbij een prijs wordt uitgereikt aan de fotojournalist met de mooiste foto uit een reeks genomineerde foto's van dat jaar. Alle deelnemende foto's worden na afloop van de wedstrijd in vele landen geëxposeerd en in een boek uitgebracht.
In 2007 won Tim Hetherington de World Press Photo. De Britse fotograaf kreeg de prijs voor zijn foto van een Amerikaanse militair die in een bunker uitgeput zijn hand voor zijn gezicht slaat. De foto maakt onderdeel uit van een reportage over de oorlog in Afghanistan die Tim Hetherington in september 2007 in opdracht van het tijdschrijft 'Vanity Fair' maakte.
Binnen de documentaire fotografie zijn er verschillende vormen te onderscheiden. Vormen van documentaire fotografie zijn bijvoorbeeld fotojournalistiek, oorlogsfotografie, straatfotografie en reisfotografie. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Naast deze vier vormen, die hier onder staan toegelicht, bestaan er nog vele anderen.
In de ontwikkeling van de fotografie is al snel duidelijk geworden dat met een foto een verhaal kan worden verteld en dat een foto een verhaal vele malen kan versterken Zo ontstond er de belangrijke rol van fotografie in de journalistiek. Fotojournalisten leggen de realiteit vast om zo een verhaal te vertellen of te ondersteunen en is daarom een vorm van documentaire fotografie. Fotojournalisten maken bepaalde beelden om deze vervolgens aan de wereld te laten zien, beelden waar het publiek niet zelf aanwezig was.
De 'World Press Photo' is een organisatie die in 1955 is opgericht door de 'Nederlandse Vereniging van Fotojournalisten' en is gevestigd in Amsterdam. Ieder jaar organiseren zij een fotografiewedstrijd, waarbij een prijs wordt uitgereikt aan de fotojournalist met de mooiste foto uit een reeks genomineerde foto's van dat jaar. Alle deelnemende foto's worden na afloop van de wedstrijd in vele landen geëxposeerd en in een boek uitgebracht.
In 2007 won Tim Hetherington de World Press Photo. De Britse fotograaf kreeg de prijs voor zijn foto van een Amerikaanse militair die in een bunker uitgeput zijn hand voor zijn gezicht slaat. De foto maakt onderdeel uit van een reportage over de oorlog in Afghanistan die Tim Hetherington in september 2007 in opdracht van het tijdschrijft 'Vanity Fair' maakte.
-
World Press Photo 2007, Afghanistan 16 september 2007
www.timh-images.com
Nadat het medium fotografie toegankelijk werd voor iedereen, waren er mensen die met hun fotocamera mee gingen met het leger in tijden van oorlog. Zij fotografeerden dan hoe het er aan het front aan toeging om deze beelden vervolgens aan de wereld te tonen. Zo ontstond de oorlogsfotografie, die men ook wel plaatst onder fotojournalistiek. Vaak is het bij oorlogsfotografie niet de oorlog die gefotografeerd wordt, maar de nasleep ervan: verwoesting, hongersnood, ziekten en de vele vluchtelingen. De strijdende soldaten in actie worden zelden in beeld gebracht. De oorlogsreportage over de oorlog in Afghanistan van Tim Hetherington is een voorbeeld van oorlogsfotografie.
Tegenwoordig wordt oorlogsfotografie ook wel gebruikt als propagandamiddel. Troepen nemen bewust fotografen in kogelvrije vesten mee op pad, zodat deze hun 'heldendaden' kunnen vastleggen voor de wereld. De juiste foto op het juiste moment kan de het publiek sterk beïnvloeden.
Documentaire fotografie is niet alleen journalistieke fotografie. Daarnaast heb je namelijk ook straatfotografie, waarbij de fotograaf de realiteit op straat op beeld vastlegt. De fotograaf maakt hierbij geen gebruikt van modellen die van te voren weten dat ze gefotografeerd zullen worden, maar maakt impulsief foto's van mensen en gebeurtenissen waar hij op straat tegenaan loopt. De werkwijze van een straatfotograaf is per fotograaf verschillend. Sommige kiezen ervoor om zo onopvallend mogelijk te fotograferen en gaan daarbij op in de mensenmassa door zich bijvoorbeeld in bedrijfskleding te hullen. Anderen maken zich juist opvallend om zo oogcontact met de te fotograferen mensen te kunnen krijgen.
www.timh-images.com
Nadat het medium fotografie toegankelijk werd voor iedereen, waren er mensen die met hun fotocamera mee gingen met het leger in tijden van oorlog. Zij fotografeerden dan hoe het er aan het front aan toeging om deze beelden vervolgens aan de wereld te tonen. Zo ontstond de oorlogsfotografie, die men ook wel plaatst onder fotojournalistiek. Vaak is het bij oorlogsfotografie niet de oorlog die gefotografeerd wordt, maar de nasleep ervan: verwoesting, hongersnood, ziekten en de vele vluchtelingen. De strijdende soldaten in actie worden zelden in beeld gebracht. De oorlogsreportage over de oorlog in Afghanistan van Tim Hetherington is een voorbeeld van oorlogsfotografie.
Tegenwoordig wordt oorlogsfotografie ook wel gebruikt als propagandamiddel. Troepen nemen bewust fotografen in kogelvrije vesten mee op pad, zodat deze hun 'heldendaden' kunnen vastleggen voor de wereld. De juiste foto op het juiste moment kan de het publiek sterk beïnvloeden.
Documentaire fotografie is niet alleen journalistieke fotografie. Daarnaast heb je namelijk ook straatfotografie, waarbij de fotograaf de realiteit op straat op beeld vastlegt. De fotograaf maakt hierbij geen gebruikt van modellen die van te voren weten dat ze gefotografeerd zullen worden, maar maakt impulsief foto's van mensen en gebeurtenissen waar hij op straat tegenaan loopt. De werkwijze van een straatfotograaf is per fotograaf verschillend. Sommige kiezen ervoor om zo onopvallend mogelijk te fotograferen en gaan daarbij op in de mensenmassa door zich bijvoorbeeld in bedrijfskleding te hullen. Anderen maken zich juist opvallend om zo oogcontact met de te fotograferen mensen te kunnen krijgen.
-
Twee zwart-witte straatportretten die zijn gemaakt door Cas Oorthuys, een belangrijk straatfotograaf uit de vorige eeuw.
Ook is reisfotografie, waarbij de fotograaf landschappen en culturen vastlegt waar hij mee in aanraking komt tijdens zijn reis, een vorm van documentaire fotografie. Deze beelden zorgen ervoor dat zijn herinneringen aan de reis voorduren en om er een beeld bij te geven voor mensen die de foto's vervolgens zullen bekijken.
Ook is reisfotografie, waarbij de fotograaf landschappen en culturen vastlegt waar hij mee in aanraking komt tijdens zijn reis, een vorm van documentaire fotografie. Deze beelden zorgen ervoor dat zijn herinneringen aan de reis voorduren en om er een beeld bij te geven voor mensen die de foto's vervolgens zullen bekijken.
Tegenwoordig is er ook sprake van toegepaste fotografie. Dit is een soort mengvorm van documentaire fotografie en artistieke fotografie, waarbij alledaagse gebruiksvoorwerpen worden gefotografeerd met een functie, wat je kan plaatsen onder documentaire fotografie, en mooier worden gemaakt door middel van nabewerking, wat je kan rekenen tot artistieke fotografie. Voorbeelden van toegepaste fotografie zijn reclamefotografie en modefotografie. Deze vormen van fotografie leggen een tijdbeeld vast en moeten nieuwe producten aan het publiek tonen, waarbij er veel moeite wordt gedaan om het product er zo goed mogelijk uit te laten zien. Vaak zie je toegepaste fotografie in tijdschriften. Maar ook grafisch vormgevers werken er veel mee.
Naarmate de fotografie zich verder ontwikkelde zijn er veel verschillende vormen in de fotografie ontstaan. Vaak zijn ze niet meer in een specifieke richting in de fotografie te plaatsen. Tussen deze richtingen zitten daarom vaak overeenkomsten.
Naarmate de fotografie zich verder ontwikkelde zijn er veel verschillende vormen in de fotografie ontstaan. Vaak zijn ze niet meer in een specifieke richting in de fotografie te plaatsen. Tussen deze richtingen zitten daarom vaak overeenkomsten.
In dit practicum gaan wij in op de deelvraag: 'Waarom is een beeld op een bepaalde voorwerpafstand wel scherp en op een andere niet?'
- Vergrootglas met een nog te bepalen brandpuntsafstand.
- Felle sta lamp, die kan bewegen.
- Een voorwerp met een gat erin dat niet symmetrisch is, zodat het duidelijk zichtbaar verschijnt op het beeld. Het moet gemakkelijk plaatsbaar zijn net voor de sta lamp.
- Een groot wit beeld, waarop het verkregen beeld van het voorwerp goed en duidelijk zichtbaar is.
- Meetlint, nauwkeurigheid tot de mm, lengte t/m 3 meter.
- Pen en papier om de verkregen resultaten op te schrijven.
We hebben een felle stalamp met een lang snoer tegenover een lichte muur gezet. De rest van het licht (andere lampen/daglicht) hebben we zoveel mogelijk doen laten verdwijnen, zodat bijna al het licht op de muur door de felle sta lamp kwam. We hebben vervolgens een voorwerp met een gat erin in de vorm van een letter L vlak achter de stalamp gezet. Toen konden we onze metingen doen door middel van een vergrootglas. We brachten het vergrootglas tussen de muur en de stalamp en het voorwerp en keken wanneer de schaduw van de omgekeerde L op de muur scherp was geworden. Wanneer dit het geval was hebben we de afstanden tussen het vergrootglas en het voorwerp met de L erin en de afstand tussen het vergrootglas en de muur gemeten met een meetlint. Ook hebben we de lengte van de omgekeerde L gemeten. De resultaten hiervan hebben we vervolgens kort genoteerd. Nadat dit was gebeurd hebben we de sta lamp nog 6x op een andere afstand van de muur gezet en dezelfde metingen uitgevoerd en genoteerd.
Foto links: Eva en de proefopstelling.
Foto rechts: Een onscherp beeld op de muur geprojecteerd.
Totale Afstand (cm)90100110120140160180ScherpteOnscherpMatig scherp2x scherp2x scherp2x scherp¹2x scherp²2x scherpBeeldafstand (cm)-451. 65
2. 451. 80
2. 401. 102
2. 361. 126
2. 321. 146
2. 32Voorwerpsafstand (cm)90551. 45
2. 651. 40
2. 801. 38
2. 1041. 34
2. 1281. 34
2. 148Lengte voorwerp (cm)5,75,75,75,75,75,75,7Lengte van het beeld (cm)-51. 7,3
2. 4,01. 10,0
2. 2,51. 16,0
2. 1,51. 22,0
2. 1,21. 28,0
2. 1,0Vergroting (lengte beeld/lengte voorwerp)-0,8771. 1,281
2. 0,7021. 1,754
2. 0,4391. 2,807
2. 0,2631. 3,860
2. 0,2111. 4,912
2. 0,175Vergroting (N = b/v)-0,8181. 1,444
2. 0,6921. 2,0
2. 0,51. 2,684
2. 0,3461. 3,706
2. 0,2501. 4,294
2. 0,216Brandpuntsafstand (cm) (1/f = 1/v + 1/b)-24,751. 26,59
2. 26,591. 26,67
2. 26,671. 27,69
2. 26,741. 26,78
2. 25,601. 27,58
2. 26,31f = brandpuntsafstand
v = voorwerpsafstand
b = beeldafstand
N = vergroting beeld ten opzichte van de vergroting van het voorwerp
¹ Vanaf 140 cm was het verkleinde scherpe beeld alleen maar op een heel precies moment echt scherp. Als je het vergrootglas ook maar ietwat bewoog, waardoor de lengte van de voorwerpafstand en beeldafstand zou veranderen, dan was die minder scherp, dus er was een zeer secure meting vereist. Hoe groter de afstand hierna werd, hoe secuurder ik moest meten.
² Vanaf 160 cm werd het vergrootte scherpe beeld moeilijker scherp, dit kwam doordat het oppervlakte zoveel groter was ten opzichte van de werkelijke lengte van het voorwerp. Dit verschijnsel kom je ook tegen in een bioscoop. Hoe groter de afstand hierna werd, hoe minder scherp het beeld was te realiseren.
2. 451. 80
2. 401. 102
2. 361. 126
2. 321. 146
2. 32Voorwerpsafstand (cm)90551. 45
2. 651. 40
2. 801. 38
2. 1041. 34
2. 1281. 34
2. 148Lengte voorwerp (cm)5,75,75,75,75,75,75,7Lengte van het beeld (cm)-51. 7,3
2. 4,01. 10,0
2. 2,51. 16,0
2. 1,51. 22,0
2. 1,21. 28,0
2. 1,0Vergroting (lengte beeld/lengte voorwerp)-0,8771. 1,281
2. 0,7021. 1,754
2. 0,4391. 2,807
2. 0,2631. 3,860
2. 0,2111. 4,912
2. 0,175Vergroting (N = b/v)-0,8181. 1,444
2. 0,6921. 2,0
2. 0,51. 2,684
2. 0,3461. 3,706
2. 0,2501. 4,294
2. 0,216Brandpuntsafstand (cm) (1/f = 1/v + 1/b)-24,751. 26,59
2. 26,591. 26,67
2. 26,671. 27,69
2. 26,741. 26,78
2. 25,601. 27,58
2. 26,31f = brandpuntsafstand
v = voorwerpsafstand
b = beeldafstand
N = vergroting beeld ten opzichte van de vergroting van het voorwerp
¹ Vanaf 140 cm was het verkleinde scherpe beeld alleen maar op een heel precies moment echt scherp. Als je het vergrootglas ook maar ietwat bewoog, waardoor de lengte van de voorwerpafstand en beeldafstand zou veranderen, dan was die minder scherp, dus er was een zeer secure meting vereist. Hoe groter de afstand hierna werd, hoe secuurder ik moest meten.
² Vanaf 160 cm werd het vergrootte scherpe beeld moeilijker scherp, dit kwam doordat het oppervlakte zoveel groter was ten opzichte van de werkelijke lengte van het voorwerp. Dit verschijnsel kom je ook tegen in een bioscoop. Hoe groter de afstand hierna werd, hoe minder scherp het beeld was te realiseren.
- Het beeld dat je kreeg was ondersteboven afgebeeld. Dit komt doordat het vergrootglas een positieve lens is, wat het beeld omgekeerd maakt. In de ogen is dit ook het geval, alleen wordt dat door de hersenen weer rechtop gezet, maar eigenlijk ziet men dus alles ondersteboven.
- Doordat je de voorwerpsafstand en de beeldafstand hebt uitgerekend, kan je nu de brandpuntsafstand bepalen per afstand. Doordat ik de hele tijd met één vergrootglas heb gemeten zou de brandpuntsafstand steeds hetzelfde moeten zijn, slechts de meetnauwkeurigheid zou daar verschil in moeten brengen. Uit de resultaten blijkt dan ook dat de brandpuntsafstand slechts verschilt van 26,5 t/m 27,5, zo kun je constateren dat de brandpuntsafstand van de lens rond de 27 cm zal liggen. De meetnauwkeurigheid is dan dus 0,5 cm.
- Opvallend is verder dat de op twee manieren verschillend gemeten vergroting hier en daar toch ietwat van elkaar verschilt, hoewel het gelijk aan elkaar zou moeten zijn. Hierdoor kan je goed zien wat nu precies de onnauwkeurigheid van de meting was.
Fotografie is niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Tegenwoordig zijn er vele verschillende fotografen die er elk op hun eigen manier professioneel of in vrije tijd mee bezig zijn. Hieronder worden een aantal bekende hedendaagse Nederlandse fotografen belicht.
Anton Corbijn (25 mei 1955) is een internationaal bekende Nederlands fotograaf. Hij begon met fotograferen toen hij nog maar 17 was, hoewel dit eigenlijk een tweede keuze was. Anton Corbijn was gefascineerd door rocksterren en wilde dan ook graag muzikant worden. Hij was echter zelf geen goede muzikant en besloot ze daarom te fotograferen. Hij zag dit als een mogelijkheid de muziekwereld binnen te komen.
Anton Corbijns foto's van muzikanten zijn anders dan de foto's die je meestal ziet. Hij maakt ze op een groter formaat film dan de standaard 35 mm en vaak in zwart-wit. Anton Corbijn probeert een artiest niet te laten zien zoals de muziekindustrie het wil, maar is er juist in geïnteresseerd hoe artiesten er achter hun 'masker' uitzien. Anton Corbijn werkt graag met trage sluitertijden, waardoor het lijkt alsof er beweging in zijn foto's zit. In tegenstelling tot wat men in bijvoorbeeld de modefotografie gebruikelijk vindt, werkt hij alleen.
Anton Corbijn is vooral bekend geworden om zijn foto's van musici en andere artiesten. Hij werkt samen met onder meer David Bowie, Miles Davis, Depeche Mode en The Rolling Stones. Maar de meest opvallende samenwerking is die met U2, waar hij sinds de jaren 80 door zijn grote betrokkenheid soms wordt gezien als vijfde bandlid. Naast zijn fotografie regisseert hij ook videoclips en films, ontwerpt hij decors van popconcerten van Depeche Mode en is hij ontwerper van platenhoezen.
"Fotografie is avontuurlijk. Het is een persoonlijke ontwikkeling die niet vast staat, niet wetend waar het eindigt." - Anton Corbijn
De carrière van Anton Corbijn is op te delen in drie verschillende periodes.
In zijn beginperiode (1970-1980), waarin hij zijn fotografie vooral nog persoonlijk ontwikkelde, maakte Anton Corbijn voornamelijk zwart-wit foto's met een documentaire inslag, die een grote invloed hebben gehad op de portretfotografie.
Anton Corbijn had een hechte band met Herman Brood en was dan ook zijn vaste fotograaf.
In 1972, op 17-jarige leeftijd, schoot Anton foto's met zijn vaders camera van de popgroep Solution tijdens een concert op de Grote Markt in Groningen, waar hij inmiddels naar toe was verhuisd. Deze liet hij na afloop ontwikkelen en stuurde ze op naar een muziekmagazine, de Muziek Parade. Tot zijn verbazing werden ze geplaatst, waarna zijn interesse in fotografie groeide.
Vanaf 1974 volgde Anton Corbijn anderhalf jaar lang de MTS voor fotografie in Den Haag. Hierna werkte hij 8 maanden als assistent van Gijsbert Hanekroot in Amsterdam, waar hij ook voor hem moest fotograferen. Het voor een ander fotograferen beviel hem niet, waardoor hij in 1976 besloot te beginnen als zelfstandige fotograaf. In die tijd is hij lange tijd hoofdfotograaf geweest van het Nederlandse muziekblad OOR.
Portretfoto van Miles Davis, Anton Corbijn.
www.corbijn.co.uk
Anton Corbijns foto's van muzikanten zijn anders dan de foto's die je meestal ziet. Hij maakt ze op een groter formaat film dan de standaard 35 mm en vaak in zwart-wit. Anton Corbijn probeert een artiest niet te laten zien zoals de muziekindustrie het wil, maar is er juist in geïnteresseerd hoe artiesten er achter hun 'masker' uitzien. Anton Corbijn werkt graag met trage sluitertijden, waardoor het lijkt alsof er beweging in zijn foto's zit. In tegenstelling tot wat men in bijvoorbeeld de modefotografie gebruikelijk vindt, werkt hij alleen.
Anton Corbijn is vooral bekend geworden om zijn foto's van musici en andere artiesten. Hij werkt samen met onder meer David Bowie, Miles Davis, Depeche Mode en The Rolling Stones. Maar de meest opvallende samenwerking is die met U2, waar hij sinds de jaren 80 door zijn grote betrokkenheid soms wordt gezien als vijfde bandlid. Naast zijn fotografie regisseert hij ook videoclips en films, ontwerpt hij decors van popconcerten van Depeche Mode en is hij ontwerper van platenhoezen.
"Fotografie is avontuurlijk. Het is een persoonlijke ontwikkeling die niet vast staat, niet wetend waar het eindigt." - Anton Corbijn
De carrière van Anton Corbijn is op te delen in drie verschillende periodes.
In zijn beginperiode (1970-1980), waarin hij zijn fotografie vooral nog persoonlijk ontwikkelde, maakte Anton Corbijn voornamelijk zwart-wit foto's met een documentaire inslag, die een grote invloed hebben gehad op de portretfotografie.
Anton Corbijn had een hechte band met Herman Brood en was dan ook zijn vaste fotograaf.
In 1972, op 17-jarige leeftijd, schoot Anton foto's met zijn vaders camera van de popgroep Solution tijdens een concert op de Grote Markt in Groningen, waar hij inmiddels naar toe was verhuisd. Deze liet hij na afloop ontwikkelen en stuurde ze op naar een muziekmagazine, de Muziek Parade. Tot zijn verbazing werden ze geplaatst, waarna zijn interesse in fotografie groeide.
Vanaf 1974 volgde Anton Corbijn anderhalf jaar lang de MTS voor fotografie in Den Haag. Hierna werkte hij 8 maanden als assistent van Gijsbert Hanekroot in Amsterdam, waar hij ook voor hem moest fotograferen. Het voor een ander fotograferen beviel hem niet, waardoor hij in 1976 besloot te beginnen als zelfstandige fotograaf. In die tijd is hij lange tijd hoofdfotograaf geweest van het Nederlandse muziekblad OOR.
Portretfoto van Miles Davis, Anton Corbijn.
www.corbijn.co.uk
- Ongeveer 350 voor christus: Aristoteles constateert beeldvorming door middel van een kleine opening.
- 300 voor christus: Euclides gaat ervan uit dat lichtstralen zich rechtlijnig voortplanten
- 87-350 na Christus: Claudius Ptolomaeus beschrijft het breken van het licht door lenzen en reflecteren van het licht door spiegels
- 965-1039: Al-Hazen experimenteert met het idee van de camera obscura. Door middel van een klein gaatje in een donkere tent onderzoekt Ibn al Haitan een gedeeltelijke zonsverduistering hij heeft over optiek geschreven.
- 1267: Roger Bacon een Engelse monnik beschrijft in zijn Opus Majus dat het plaatsen van glazen bollen op zijn boeken hem helpt met lezen. Ook heeft Bacon een niet geheel begrijpbare beschrijving van een Camera Obscura gegeven.
- 1270: circa 1285 doen de brillen hun intreden
- 1490: Leonardo da Vince tekent in een van zijn schetsboeken een duidelijke afbeelding van een Camera Obscura
- 1609: Johannes Kepler een pionier van de optica en de kristallografie suggereert het gebruik van een lens om het beeld van de Camera Obscura te verbeteren
- 1664: Issac Newton loste het raadsel van de kleuren op met zijn bekende prisma experiment: wit licht wordt in kleuren gebroken, die bij verdere breking geen andere kleuren opleveren. Samengevoegd leveren de kleuren weer wit licht op.
- 1777: Wilhelm Scheele onderzoekt de inwerking van de diverse golflengten licht op zilverchloride en zilver-nitraat. Hij deed dat met behulp van een prima.
- 1816: Joseph Nicéphore Niépce maakt een foto op papier van zijn tuin maar hij kan het beeld niet fixeren. Niépce wordt beschouwd als een van de uitvinders van de fotografie.
- 1826: Op 24 juli 1826 maakt Niépce met een verbeterde heliogravure techniek de allereerste opname met een fototoestel.
- 1834/1839: William Henry Fox Talbot maakt zijn eerste foto papier dat lichtgevoelig is gemaakt met zilverchloride.
- 1841: Fox Talbot patenteert zijn negatief/positief collotype proces.
- 1846: Carl Zeiss opent zijn eerste fabriek voor optische instrumenten in Jena.
- 1870: Richard Maddox ontwikkeld het droge-platen procedee door gebruik te maken van zilverbromide. Dit maakte de fotografie technisch veel eenvoudiger.
- 1879-1885: George Eastman vindt een machine uit om emulsie te goeten op glasplaten. Dit maakt de massaproduktie van fotografische platen mogelijk. De Eastman company vind in 1885 de eerste transparante rolfilm uit.
- 1888: De naam Kodak werd geboren en de eerste Kodak camera met rolfilm werd op de markt gebracht.
- 1888-1891: De eerste daglicht film werd uitgevonden en op de markt gebracht. Vanaf nu was het mogelijk de film in de camera te verwisselen zonder donkere kamer.
- 1904: In dit jaar neemt Louis Lumière een patent op zijn Autochrome procédé. Tot 1955 was dit de enige techniek voor kleurenfotografie voor amateur-fotografen.
- 1948: De Land-camera van Poaroid werd in november 1948 in productie genomen en zou het bekenste product van Polaroid worden. De film die in de Land-camera werd gebruikt had de opmerkelijke eigenschap om zichzelf te ontwikkelen.
- 1957: Bij het National Bureau of Standards werd de eerste gescande digitale foto gemaakt. Hier werd een computer voor gebruikt zo groot als een flinke huiskamer.
- 1958: Jack Kilby is de uitvinder van het ic (integrated circuit). Deze doorbraak vormt uiteindelijk de basis voor de complete huidige computer en communicatie-industrie waaronder de digitale fotografie.
- 1963: De Video Disc Camera werd uitgevonden op de Stanford University. Deze camera is de voorloper van de digitale camera. Kodak introduceerde de eerste Instamatic camera.
- 1969: George Smith en Willard Boyle ontwikkelden de eerste CCD (Charge Coupled Device) bij Bell Labs. Ze probeerden een nieuwe geheugentype te ontwikkelen voor computers, maar stootten bijna per toeval op de mogelijkheden van hum stukje technologie voor het maken van digitale beelden. De CCD chips worden op dit moment gebruikt in onder andere digitale camera's.
- 1972: Aan Texas Instruments wordt het eerste patent verleend op een "filmloze" digitale camera.
- 1975: De eerste prototype CCD digitale camera is uitgevonden door ingenieur Steve J. Sasson die werkzaam was bij Kodak. Dit is voor zover bekend de eerste digitale camera. In deze camera is gebruik gemaakt van de eerste commerciële CCD van 100x100 pixels van Fiarchild Imaging. Het duurde 23 seconden om één foto op te slaan op een digitaal cassette bandje.
- 1981: Het ontstaan van JPEG (Joint Photographic Experts Group) is een feit, een standaard voor beeldcompressie zonder veel verlies van beeldkwaliteit.
- 1981: Pentax maakt de eerste spiegelreflexcamera met TTL (through-the-lens) en autofocus mogelijkheid. Van deze camera werden er meer dan 10 miljoen verkocht.
- 1981: In augustus werd de Sony Mavica gepresenteerd. De Mavica kon 50 opnames op een floppy opslaan.
- 1984: Canon kondigt een kleuren electronic still camera aan. Deze kleuren electronic still camera was devoorloper van de digitale camera zoals we ze nu kennen.
- 1987: Het EOS-project was een ambitieus project van Canon om een perfecte en betaalbare camera te ontwikkelen om de concurrentie aan te gaan met Minolta.
- 1989: Een van de eerste echte digitale camera's is de Sony Pro Mavica MVC-5000. Deze camera kon 25 foto's op een floppy opslaan van 720.000 pixels.
- 1990: Adobe introduceert de eerste versie van Photoshop, wat later de standaard zal worden in beeldbewerkingssoftware
- 1994: SanDisk ontwikkelt, samen met Poloroid, Canon en Apple, de eerste CompactFlash geheugenkaart
- 1994: Kodak lanceert de DCS-100, een professionele digitale camera voor ongeveer 25.000 euro
- 1995: De eerste goedkopere digitale camera's komen op de markt
- 1998: Sony brengt de Mavica FD-71 uit. De camera slaat de foto's op een floppy disk op. Tevens wordt de memorystick gelanceerd.
- 2000: De Sharp J-SH04 is de eerste telefoon met ingebouwde camera
- 2001: Fuji ontwikkelt Super CCD, een ander versie van de CCD
- 2002: Sigma kondigt de SD9 aan, de eerste camera die gebruikt maakt van de nieuwe Foveon X3 sensor
- 2004: 90% van de in Nederland verkochte camera's is digitaal.
De Eastman Kodak boxcamera uit 1888 voor rolfilm opende de deur van de fotografie
voor de amateur.” Je drukt op een knopje en wij doen de rest “, zei de advertentie.
Ontwerpen voor kleine draagbare fototoestellen bestonden al in de beginjaren van de
fotografie, maar de Leica, die in 1924 werd geintroduceerd door Leitz in Duitsland,
had een enorme blijvende impact op het design van fototoestellen en de techniek van de
35mm-fotografie. De eenogige 35mm-reflexcamera werd in de jaren ‘40 en ‘50 ontwikkeld
en werd bijzonder populair door de Nikon F in 1959. Moderne fototoestellen hebben
geïntegreerde belichtingsmeters , een autofocus, en maken gebruik van zeer gevoelige films.
voor de amateur.” Je drukt op een knopje en wij doen de rest “, zei de advertentie.
Ontwerpen voor kleine draagbare fototoestellen bestonden al in de beginjaren van de
fotografie, maar de Leica, die in 1924 werd geintroduceerd door Leitz in Duitsland,
had een enorme blijvende impact op het design van fototoestellen en de techniek van de
35mm-fotografie. De eenogige 35mm-reflexcamera werd in de jaren ‘40 en ‘50 ontwikkeld
en werd bijzonder populair door de Nikon F in 1959. Moderne fototoestellen hebben
geïntegreerde belichtingsmeters , een autofocus, en maken gebruik van zeer gevoelige films.
De Brownie. 1900
Om meer films te verkopen, gaf Eastman Kodak Frank Brownell
de opdracht een echt goedkoop fototoestel te ontwerpen.
Dat was de succesvolle Brownie, een boxcamera gemaakt van de
goedkoopste materialen: hout en karton.
de opdracht een echt goedkoop fototoestel te ontwerpen.
Dat was de succesvolle Brownie, een boxcamera gemaakt van de
goedkoopste materialen: hout en karton.
No.2 Beau Brownie. 1930
In 1926 richtte Walter Dorwin Teague een industrieel ontwerpadviesbureau op.
Voor Eastman Kodak, zijn eerste grote klant, gaf hij de brownie opnieuw vorm.
Hij veranderde de eenvoudige doos in een geavanceerd fototoestel met art deco
elementen.
Voor Eastman Kodak, zijn eerste grote klant, gaf hij de brownie opnieuw vorm.
Hij veranderde de eenvoudige doos in een geavanceerd fototoestel met art deco
elementen.
-
Leica 1A.1929
Deze camera, een ontwerp van Oscar Barnack uit 1913, was het eerste succesvolle 35mm
fototoestel. Hij werd in het midden van de jaren ‘20 in productie gebracht. Het formaat
van dit toestel is de standaard geworden.
Purma Special.1937
Dit toestel, geproduceerd door R.F. Hunter Ltd, was gemaakt van zwart bakeliet en had een
unieke perspex lens. Die was goedkoper dan de gebruikelijke glazen lens, waardoor dit
toestel tegen een lagere prijs kon verkocht worden.
Leica M3.1954
De eerste van een nieuwe generatie zoekercamera’s, had een bajonetkoppeling, waardoor
men de objectieven vlugger kon verwisselen. Hoewel de productie in 1966 werd stopgezet
werden er sinds 1954 toch meer dan 250.000 exemplaren
Deze camera, een ontwerp van Oscar Barnack uit 1913, was het eerste succesvolle 35mm
fototoestel. Hij werd in het midden van de jaren ‘20 in productie gebracht. Het formaat
van dit toestel is de standaard geworden.
Purma Special.1937
Dit toestel, geproduceerd door R.F. Hunter Ltd, was gemaakt van zwart bakeliet en had een
unieke perspex lens. Die was goedkoper dan de gebruikelijke glazen lens, waardoor dit
toestel tegen een lagere prijs kon verkocht worden.
Leica M3.1954
De eerste van een nieuwe generatie zoekercamera’s, had een bajonetkoppeling, waardoor
men de objectieven vlugger kon verwisselen. Hoewel de productie in 1966 werd stopgezet
werden er sinds 1954 toch meer dan 250.000 exemplaren
Nikon F. jaren ‘60
Eenogige 35mm reflexcamera’s bestonden al in 1935. Dit toestel is populair omdat
de fotograaf het beeld door de lens kan zien. De Nikon F, die in 1959 geïntroduceerd
werd door de Japanse firma Nippon Kogaku, is een klassiek ontwerp, waardoor Japan
marktleider werd.
de fotograaf het beeld door de lens kan zien. De Nikon F, die in 1959 geïntroduceerd
werd door de Japanse firma Nippon Kogaku, is een klassiek ontwerp, waardoor Japan
marktleider werd.
Rolleiflex 2.8F.1965
De tweeogige Rolleifkex is een plomp fototoestel met een loep en zoekerschacht gemonteerd
op een rolfilm boxcamera. Professionele fotografen verkozen dit toestel omdat het bestemd
was voor films van middenformaat en dus kwalitatief goede foto’s opleverde.
op een rolfilm boxcamera. Professionele fotografen verkozen dit toestel omdat het bestemd
was voor films van middenformaat en dus kwalitatief goede foto’s opleverde.
-
Olympus Trip 35.1968
De grootvader van de instamatic, was het eerste fototoestel dat duidelijk
afweek van de vroegere plompe 35mm reflexcamera’s.
Olympus µ (mju) Zoom.1993
Deze stijlvolle camera heeft vele prijzen gewonnen.Als de uitschuifbare
lens gesloten is, is het toestel volledig beschermd door de compacte
behuizing.
De grootvader van de instamatic, was het eerste fototoestel dat duidelijk
afweek van de vroegere plompe 35mm reflexcamera’s.
Olympus µ (mju) Zoom.1993
Deze stijlvolle camera heeft vele prijzen gewonnen.Als de uitschuifbare
lens gesloten is, is het toestel volledig beschermd door de compacte
behuizing.
Polaroid SX-70.1972
Edwin Land vond in 1947 de
Polaroid camera uit. De foto’s
werden in het toestel ontwikkeld.
In 1972 lanceerde Polaroid de SX-
70 reflexcamera.
Polaroid camera uit. De foto’s
werden in het toestel ontwikkeld.
In 1972 lanceerde Polaroid de SX-
70 reflexcamera.
Hasselblad 500.1972
Deze eenogige reflexcamera was
gebaseerd op een vroeger model van
Sixten Sason. Het is een befaamde
professionele camera geworden
gebaseerd op een vroeger model van
Sixten Sason. Het is een befaamde
professionele camera geworden
WENEN - De voorloper van de gecommercialiseerde fototoestellen, een daguerreotypie van 168 jaar oud van de gebroeders Susse, is in Wenen geveild voor meer dan een half miljoen euro. Daarmee wordt het toestel het oudste en duurste fotoapparaat ter wereld.